sperzieboon
Er zijn heel wat verschillende bonen soorten (Phaseolus vulgaris), en vooral als beginnende moestuinier zie je soms door de bonen het bos niet meer. Het gaat op deze pagina vooral om de groene (en gele) sperzieboon, die gekookt als groente wordt gegeten. Veel sperziebonen kunnen we echter ook volledig laten afrijpen om dan de droge witte boon, bruine boon, kievietsboon, en dergelijke te oogsten. Andersom gaat het niet altijd op: er zijn rassen die speciaal geschikt zijn voor de oogst van de droge boon, en die niet geschikt zijn als om als groene sperzieboon te eten. Maar we beperken ons hier even tot de rassen die groene bonen leveren.Een mogelijke indeling is de volgende:
- lage bonen (ook wel genoemd struikbonen, stamslabonen, polbonen)
- groene en gele sperziebonen. De gele worden ook wel honingbonen of boterbonen genoemd.
- klimbonen (ook wel genoemd stokslabonen)
- groene en gele sperzieboon
- spekboon
- snijboon
- pronkboon (eigenlijk een andere soort: Phaseolus coccineus)
Snijbonen. |
Honingbonen of boterbonen zijn geel, en smaken misschien wat zachter dan de groene bonen. Ze worden pas geel als ze helemaal rijp zijn, en dan zitten er al wat dikkere zaden (bonen) in. Ze worden vaak gekookt en in een groene salade verwerkt.
Spekbonen zijn klimbonen die steun nodig hebben. Ze hebben lange peulen en zijn rond in doorsnede. Andere sperziebonen rassen zijn afgeplat in doorsnede. Spekbonen lenen zich ook goed voor de teelt van droge bonen.
Snijbonen zijn klimbonen met grote platte peulen. Vroeger hadden ze een scherpe draad en werden met een apparaatje in fijne stukjes gesneden. Die stukjes werden dan als groente gekookt of in de stamppot verwerkt. De huidige rassen hebben geen draad meer en kunnen in grotere stukken van enkele centimeters gesneden worden.
Pronkbonen zijn eigenlijk een andere soort (Phaseolus coccineus), maar ze lijken veel op snijbonen. Ze hebben vaak rode of roze bloemen. Pronkbonen zijn beter bestand tegen slecht weer, ziekten en plagen en de oogst is meer gespreid dan bij snijbonen. Ze zijn net zo smakelijk. Er is een aparte pagina voor de pronkboon.
Zaaien
Sperziebonen hebben veel warmte nodig en zijn niet vorstbestendig - er kan daarom pas vanaf half mei in de volle grond gezaaid worden. Zelfs dan is het verstandig om naar de weersvooruitzichten te kijken - als er nat en koud weer op komst is kan beter gewacht worden met zaaien, we riskeren anders een slechte opkomst. Bonen kunnen wel voorgetrokken worden in potten op de venterbank of in een koude bak. Zaai voor lage bonen altijd meerdere zaden (3-4) per plantgat. De plantafstand is ongeveer 40 cm tussen de rijen en 20 cm binnen de rij. Er kan echter gevariëerd worden met de plantdichtheid - bijvoorbeeld een grotere afstand tussen de rijen en een kleinere afstand in de rij. Of minder zaden per plantgat en een kortere afstand binnen de rij. Brede rijen maakt het gemakkelijk om te schoffelen en te oogsten en zorgt er voor dat het gewas luchtig en droog blijft. Zaai de bonen niet te diep - 4 cm voor lichte (zand)grond en 2 cm voor zware (klei) grond.
Bonenstaken.[Velt, 2006] |
Als alternatief voor een rij kunnen we ook afzonderlijke hokken maken van 4 samengebonden stokken (zie afbeelding).
Met een gespreide zaai kunnen we langer van verse bonen genieten. De hele vroege rassen (prelude) zijn binnen 10 weken oogstrijp en kunnen in een warm jaar tweemaal op het zelfde stuk land geteeld worden.
Kies liefst een open, zonnige standplaats voor bonen.
Bemesting
Het accent ligt bij bonen niet op de stikstof-bemesting, compost van plantaardig materiaal is ideaal.
Ziekten en plagen
Schade door de bonenvlieg. |
De bonenvlieg (Delia platura) is een kleine grijze vlieg (lengte 0,5 cm). De vlieg legt haar eitje dicht bij pasgezaaide bonen, het liefst in grond die bemest is met stalmest. De larven voeden zich met de ontkiemende boon. Vaak komen de (aangetaste) kiemlobben nog wel boven de grond, maar is het groeipunt afgestorven. Ook in het stengeltje kunnen donkere rottende plekken te zien zijn. Het karakteristieke beeld van de kiemlobben zonder stengeltje wordt in vaktermen 'soldaatje genoemd' - zie foto. Als de plant haar eerste echte bladeren ontwikkelt heeft, is ze niet meer gevoelig voor de bonenvlieg. Een manier om schade te verminderen is daarom voorkiemen, of voortrekken in potten (zie de tip van sjef onderaan de pagina). Een andere manier is vroeg zaaien (rond 10 mei), met een beetje geluk zijn we dan de eerste generatie vliegen net te vroeg af. Een laag dubbelgevouwen vliesdoek over het zaaisel verhindert verder dat er nieuwe eitjes afgezet kunnen worden bij de bonen, en is ook een manier om de schade te verminderen. Bonenvliegen leven ook op andere peulvruchten, spinazie en sla - zaai dus geen bonen direct na deze gewassen. Vermijd verder het gebruik van stalmest of andere dierlijke mest bij bonen.
In een dicht en vochtig gewas kunnen schimmelinfecties tot ontwikkeling komen. Botrytis of grauwe schimmel is vaak het eerste te zien op afgevallen bloemen. De schimmel kan daarna ook blad en peulen aantasten. Dun eventueel wat blad uit als deze ziekte zich voordoet, voorkom de ziekte door niet te veel te bemesten.
Bladluizen en slakken kunnen verder ook lastig zijn in de bonenteelt.
Al met al kunnen ziekten en plagen wat opbrengstderving teweeg brengen, maar zullen niet gauw het hele gewas vernietigen.
Gewasverzorging
Houd de grond onkruidvrij en los. Losse grond droogt sneller op en wordt daardoor ook sneller warm.
Oogsten en bewaren
Verse bonen kunnen na blancheren in de diepvries bewaard worden. Als we de laatste peulen laten afrijpen, kunnen we ze dorsen en de droge bonen oogsten. Bonen zijn voornamelijk zelfbestuivers en je kunt zelf zaad bewaren voor het volgende seizoen. Laat de zaden narijpen in de peul en haal ze er pas uit als de peul helemaal is opgedroogd.
Geraadpleegde literatuur
[1] Velt: Handboek ecologisch tuinieren, Berchem, België 2006.