aardbei
Voor de kleine moestuin hoeft de teelt van aardbeien niet moeilijk te zijn. Van belang is de keuze tussen doordragers en eenmalig dragende aardbeien, de bescherming tegen vogels, en de jaarlijkse vernieuwing van het plantmateriaal. Doordragers zijn het gemakkelijkst te telen voor de beginner. Ook als er weinig ruimte is kunnen we op een balkon of terras al aarbeien telen in een bloembak of een 'aardbeientoren'. Voor wie echt zijn handen niet wil vuil maken is er nog de mogelijkheid om wat bosaardbeien onder een haag te planten.Doordragers, eenmalig dragende rassen, zaai-aardbeien, bosaardbeien
De gewone aardbeien zijn onder te verdelen in doordragende rassen die het hele seizoen door vruchtstengels maken, en eenmalige dragende rassen die één oogst per jaar geven. De doordragers geven per keer een kleinere oogst, maar er kan wel over een lange periode geoogst worden (juni tot oktober). De teelt van eenmalig dragende rassen kan handig zijn voor het maken van jam of sap. De oogst valt dan in juni/juli. Zaaiaardbeien hebben geen uitlopers en worden vanuit zaad vermenigvuldigd. Ze hebben kleine vruchten. Bosaardbeien zijn kleine plantjes met veel uitlopers en miniatuur-vruchten.
Eenmalige dragende aardbeien
Deze aardbeien geven dus een oogst in juni/juli en maken daarna alleen nog maar massa's uitlopers. Voor de meeste mensen zal dit een bekend fenomeen zijn: er ontstaan lange stelen vanuit de basis van de plant, die gaan doorbuigen naarmate ze langer worden. Aan de top van de stengel ontstaat een nieuw aardbeiplantje, dat gaat wortelen zodra het de grond raakt. Als het plantje goed geworteld is, kan er een nieuwe uitloper ontstaan, waardoor er uiteindelijk een keten van planten ontstaat. Deze uitlopers vormen ons plantmateriaal voor het komende jaar. We kunnen het beste de grootste plantjes vanaf eind juli tot eind augustus lossnijden en met kluit en al op een nieuw stukje grond planten. In de daaropvolgende periode (september-oktober) vind de vruchtaanleg voor het volgende jaar plaats. Van buiten is dat niet te zien, maar het is toch een belangrijke fase in de ontwikkeling van de plant: het is van grote invoed op de opbrengst die we in het volgende jaar kunnen behalen.
Bij eenmalig dragende aardbeien wordt het plantbed na de oogst een warboel van uitlopers en plantjes die overal tussen groeien. Het is niet gemakkelijk om alles bij te houden en het aardbei-bed netjes te houden. Vandaar dat veel liefhebbers er voor kiezen om alles op te ruimen na de oogst, om op een andere plek vast een nieuw bed te beginnen voor het volgende jaar.
Doordragende aardbeien
Doordragende aardbeien vermenigvuldigen zich ook met uitlopers. Het verschil zit hem in de manier van bloeien: doordragers maken het hele seizoen door nieuwe bloeistengels. De opkweek van jonge planten komt wat minder nauw dan bij de eenmalige dragers, omdat de bloeiaanleg in hetzelfde jaar plaatsvind. We kunnen de uitlopers gewoon laten zitten tijdens de winter, en in maart/april opnemen om meteen elders uit te planten. De planten blijven dus het hele jaar op het bed staan, en telkens in het voorjaar wordt een nieuw bed gemaakt met jonge uitlopers van het vorige jaar. Het is een goed gebruik om de eerste bloemtrossen en uitlopers bij de nieuwe planten te verwijderen, om ze eerst wat sterker te laten worden. Uiteindelijk dragen ze toch tot in oktober nog vruchten.
Tijdens het groeiseizoen kunnen we af en toe wat uitlopers en oude bloemstengels wegnemen om de opbrengst en het ontstaan van nieuwe bloeistengels te bevorderen.
Zaai-aardbeien
Er zijn ook aardbeien die gezaaid kunnen worden. Dit zijn aparte soorten met kleinere vruchten. Ze staan wat vruchtgroote betreft een beetje tussen gewone aardbeien en bosaardbeien in. Opvallend verschil is dat deze aardbeien vaak geen of weinig uitlopers maken. Oudere planten kunnen wel gescheurd worden. Een bekend oud ras is 'Baron von Solemacher'. Zaai deze aardbeien vanaf half maart binnen voor en plant ze uit als ze stevig genoeg zijn (mei). Zie ook teeltverslag zaaiaardbei 2010.
Bosaardbeien
Bosaardbeien komen in Nederland ook in het wild voor. Het zijn kleine plantjes die veel uitlopers maken en daarom ook als bodembedekker dienst kunnen doen. De kleine vruchtjes hebben een sterke smaak en aroma. Deze soort kan gemakkelijk verwilderen in een hoekje van de tuin. Veel opbrengst geven ze niet, maar ze kunnen we de smaak ophalen van gewone aardbeien in jam of vruchtenbowl of iets dergelijks
Elk jaar nieuwe planten?
Het is een goede gewoonte om elk jaar ons plantmateriaal te verjongen, maar het is geen noodzaak. Planten kunnen ook meerdere jaren op dezelfde plek blijven staan en leveren dan ook nog wel vruchten. waarschijnlijk neemt het aantal en de grote van de vruchten wel af naarmate de plant ouder wordt. Bovendien neemt de kans op ziekten en plagen toe, en wordt het moeilijker om het perceel onkruidvrij te houden. Maar ook als we jaarlijks beginnen met eigen plantjes, kan er op den duur een teruggang komen, omdat zich bv een virusziekte ontwikkeld. Het is dan een goed moment om alles op te ruimen en nieuwe, ziektevrije planten te kopen bij een kweker.
Uitlopers losmaken en planten
Het maken van uitlopers kost de plant energie. Het wegnemen van de eerste uitlopers zal er toe leiden dat de plant meer energie overhoud voor de bloei - gunstig voor de opbrengst dus. Als het er echter gaat om het verkrijgen van gezonde en sterke nieuwe planten, is het gunstig om juist de bloeistengels te verwijderen. Dit kunnen we doen bij enkele planten die we alleen houden voor het produceren van nieuwe plantjes. In het algemeen nemen we vroege, stevige uitlopers om mee verder te kweken. Doordragers vormen wat minder uitlopers dan éénmaal dragende soorten. Ze hebben tenslotte voortdurend hun energie ook nodig voor het maken van nieuwe vruchtstengels.
De jonge plantjes moeten op de juiste diepte geplant worden: de wortels geheel onder de grond, en de verdikking aan de basis van de plant boven de grond.
Geef jonge plantjes altijd goed water na het lossnijden en uitplanten. Een goede algemene plantafstand is 50 cm tussen rijen en 30 cm in de rij.
Rassen
Er zijn veel aardbei-rassen, ze kunnen verschillen in laatheid, smaak, ziektegevoeligheid etc. Er komen jaarlijks nieuwe rassen bij, en er verdwijnen er ook weer veel van de markt. Senga Sengana is een bekend oud ras van een eenmalig dragend soort. Ostara is een bekende soort van de doordragers.
Bemesting
Aardbeien houden van een vruchtbare bodem met veel humus. Gebruik dus verteerde stalmest of kompost. Een te zware bemesting in het voorjaar in combinatie met ruim water geven kan er bij eenmalige dragende planten toe leiden dat er veel blad wordt gevormd en weinig vruchten. Met kompost zijn we wat veiliger dan met stalmest dus.
Ziekten en plagen
Vogels eten graag van aardbeien, een vogelnet is dus handig als we een aardig veldje rijpende aardbeien hebben.
Verder is er een grote hoeveelheid ziekten en plagen bekend in aardbei. In de praktijk van de kleine moestuin hoeven we er ons niet al te druk over te maken, meestal merken we er weinig van. Door een goede gewashygiëne voorkomen we verder veel ellende: vernieuw de planten regelmatig , wissel regelmatig van perceel, verwijder rotte vruchten en oud blad.
Gewasverzorging
Planten die vruchten dragen moeten de beschikking hebben over voldoende vocht, anders blijven de vruchten klein. In een heet en droog voorjaar zal het betekenen dat we regelmatig water moeten geven.
Leg in de oogstperiode stro tussen de planten om de vruchten droog te houden; vruchten die in contact komen met de grond gaan in natte periodes snel bederven. Een grondbedekking kan wel het risico van nachtvorst vergroten. Aardbeiplanten zelf zijn niet gevoelig voor nachtvorst, maar de bloemen wel. Vanaf half mei is het nachtvorstrisico geweken.
Oogsten en bewaren
Aardbeien zijn het best te bewaren bij een temperatuur van 12 oC. Rottende vruchten steken gezonde vruchten snel aan.
Geraadpleegde literatuur
[1] Velt: Handboek ecologisch tuinieren, Berchem, België 2006.
Links
kwekerij E. Duivenvoorden
Berman boomkwekerij