gewaswisseling (vruchtwisseling)
Wat is gewaswisseling
Met gewaswisseling bedoelen we dat we niet elk jaar hetzelfde gewas telen op dezelfde plek in de moestuin. In de grootschalige landbouw word hier maar weinig rekening mee gehouden. Boeren verbouwen jaar na jaar hetzelfde gewas op hetzelfde perceel. Door middel van pesticiden worden de ziekteverwekkers wel onder de duim gehouden, de grond word stevig bemest en onkruid wordt doodgespoten. In de moestuin door we het graag milieu en voedsel-vriendelijk en komt er wat meer kennis bij kijken.
Waarom doen
Er zijn meerdere redenen om aan gewaswisseling te doen:
- ziekten en plagen
Elk gewas heeft zijn specifieke belagers. Veel larven van schadelijke insecten overleven de winter in de grond. Ook veel schimmelsporen overleven in de grond. Als we elk jaar op hetzelfde stuk land prei telen, krijgen de ziekteverwekkers de kans zich sterk te vermenigvuldigen. - bodemvruchtbaarheid
Gewassen verschillen in hun behoefte aan voedingsstoffen - Knolgewassen hebben bv relatief veel Kalium nodig. Als we jaar na jaar knolgewassen op hetzelfde stuk land telen, kan dat stuk gebrek krijgen aan Kalium, waardoor de opbrengst aan knollen afneemt. Het lijkt alsof de bodem uitgeput raakt. Als we gewassen met verschillende behoeften afwisselen, blijft de bodemvruchtbaarheid op peil. - onkruiden
De populatie aan onkruiden past zich aan het verbouwde gewas aan. Sommige onkruiden kunnen beter concurreren met kool, andere met ui. Als we steeds hetzelfde gewas verbouwen, zullen die onkruiden kans zien zich sterk te vermenigvuldigen. - bodemstructuur
Gewassen hebben een verschillende invloed op de bodemstructuur. Aardappels zijn gunstig voor de structuur, ze bedekken ook snel het bodemoppervlak zodat dat beschermd wordt tegen harde regen en zon. Daarnaast hoeven we tijdens de teelt niet vaak tussen de rijen te lopen. Uien zijn ongunstig voor de structuur - ze bedekken de bodem slecht en wortelen ondiep.
- A hoe lang moet ik wachten tot ik terug kan keren naar hetzelfde stukje grond?
- B in welke groepen moet ik mijn gewassen indelen?
- C welke gewassen kunnen wel na elkaar en welke niet?
A Terugkeertijd
Om de terugkeertijd te bepalen zouden we eigenlijk precies moeten kijken naar de ziekten waar we last van hebben. Knolvoet kan bv wel 15 jaar in de grond aanwezig blijven. Maar de larven van de uienvlieg hebben het na 2-3 jaar wel gehad. Een algemene praktische vuistregel is een wachttijd van 4 jaar. Voor gewassen die gevoelig zijn voor schimmels en aaltjes (kool, ui, erwt, peen) is 6 jaar veiliger. Maar langere wachttijden betekend ook ingewikkelder schema's, en meer vakken in de moestuin. Voor kleine moestuintjes is dat niet handig. Dan is het beter te kiezen voor een wachttijd van niet meer dan 4 jaar, en aparte maatregelen te nemen als we te maken hebben met hardnekkige ziekten als knolvoet in kool, of aaltjes in aardappelen.
We spreken van een wachttijd van 4 jaar als een gewas een maal in de 4 jaar op hetzelfde stuk land wordt verbouwd. De tijd tussen twee opvolgende teelten is dan dus 3 jaar.
B Indeling in groepen
Het maken van een indeling in groepen is een kwestie van compromissen sluiten. Het liefst zou je gewassen uit dezelfde plantenfamilie bij elkaar willen houden, omdat die last hebben van vergelijkbare ziekten. Voor koolplanten kan dat bv wel. Voor wortelgewassen, die vaak last hebben van dezelfde bodemorganismen, is het al moeilijker - een aardappel komt uit een heel ander geslacht dan een ui of een rode biet. In de praktijk worden vaak de volgende mogelijke groepen onderkent:
- koolgewassen: bloemkool, spitskool, boerenkool, koolraap, enzovoorts
- bladgroenten: sla, andijvie, prei, selderij, spinazie, postelein, snijbiet, groenlof, roodlof, rucola
- peulvruchten: erwten, capucijners, bonen
- knolgewassen: peen, biet, pastinaak, aardpeer, witlof, ui, slalot, knoflook, knolvenkel, schorseneer
- vruchtgewassen: eventueel onder te verdelen in komkommerachtigen (pompoen, courgette, augurk, komkommer, meloen) en andere vruchten (tomaat, aubergine, paprika, spaanse peper)
- aardappel (een groep apart, vanwege de aardappelziekte, en omdat je er een toch een relatief groot oppervlak voor nodig hebt.)< /li>
- aardbei (ook een aparte groep, omdat die vaak langer dan 1 jaar op het veld staat, en ook een relatief groot oppervlak vereist.)
C Welke gewassen wel of niet na elkaar?
Van bieten en kool is bekend dat ze niet na elkaar verbouwd moeten worden, omdat ze beiden aangetast kunnen worden door het bietencystenaaltje. Witlof is erg gevoelig voor sclerotina, een schimmelziekte die ook in peulvruchten, blad-en koolgewassen voorkomt. We verbouwen witlof dus niet na deze groepen. Vruchtgewassen, bladgewassen, en kool hebben vee voeding nodig, dus die kunnen elkaar vanuit bodemvruchtbaarheidsoogpunt goed opvolgen. Wortel, aardappels en peulvruchten hebben juist minder voeding nodig en kunnen elkaar daarom ook opvolgen.
Voorbeeldschema's
Voor de uitvoering van zo'n schema moeten we de moestuin in vakken verdelen, en liefst ook een lichte afscheiding tussen de vakken maken, zodat we ze kunnen blijven onderscheiden. Houd goed bij welk vak waarvoor gebruikt is (zet er een labeltje bij) en schuif ieder jaar een vak op in één richting. Een schema met 6 vakken is eigenlijk een minimum om echt goed te kunnen profiteren van de bescherming tegen ziekten. Een volgende indeling is dan mogelijk:
peulvruchten |
aardappel |
knolgewassen |
vruchtgewassen |
bladgewassen |
koolgewassen |
In dit schema telen we dus in het eerste jaar in vak 1 peulvruchten, in vak 2 aardappel, in vak 3 knolgewassen, enzovoorts. In het jaar daarop schuiven we de peulvruchten naar vak 2, de aardappel naar vak 3, enzovoorts. In vak 1 komt dan de koolgewassen. Zo schuiven we elk jaar door.
In een klein moestuintje kunnen we enerzijds blad en vrucht combineren en anderzijds wortel en aardappel. Zo komen we tot 4 groepen en kunnen we een indeling maken in 4 vakken:
peulvruchten |
aardappel en knolgewassen |
blad-en vruchtgewassen |
koolgewassen |
Meerdere gewassen na elkaar in hetzelfde jaar
Vooral als we een klein tuintje hebben, zullen we nog al eens een na-teelt van het een of ander willen verbouwen, bv kool na vroege aardappelen, andijvie na veldsla, enzovoorts. We moeten echter rekening blijven houden met de wachttijden: Na kool willen het liefst 5 jaar wachten, in elk geval 3 jaar (korte schema). Dit blijft gelden als we er ergens een teelt tussen persen. Het veiligste in dit geval is de na-teelten te beperken tot bladgewassen, die zijn wat minder gevoelig wat betreft ziekten.
overblijvende gewassen
Een aantal gewassen staat altijd langer dan 1 jaar en maakt daarom geen deel uit van een gewaswisselingsschema: asperge, rabarber, brave hendrik, aardpeer, artisjok. Bij een indeling van een moestuin is het goed om een apart vak voor deze overblijvende gewassen in te ruimen.
Geraadpleegde literatuur
[1] Velt: Handboek ecologisch tuinieren, Berchem, België 2006.