knolselderij
Zaaien
Selderij is een zogenaamde 'lichtkiemer', dat wil zeggen dat de zaadjes alleen onder invloed van licht kunnen kiemen. Zaai daarom op de aarde, en bedek het zaad niet. Druk de zaadjes gewoon licht aan. Zaai niet te veel zaad - het is zo fijn dat we neiging hebben om meer te zaaien dan we kunnen gebruiken. Houd het zaad wel vochtig, en dek het eventueel in eerste instantie af met geperforeerd plastic. De kiemduur is ongeveer twee weken. Het lijkt dan of het zaadje zich verheft op een steeltje. Het kan nog een week duren voor we de eerste blaadjes zien. Zodra de plantjes goed opgekomen zijn, kan het plastic verwijderd worden. Voor de rassen met de langste groeiduur is het het beste om in februari al te zaaien. De rassen met een kortere groeiduur kunnen in maart gezaaid worden. We kunnen de potten met zaad het beste binnenshuis op de vensterbank zetten - te lage zaaitemperaturen kunnen er toe leiden dat de planten later voortijdig gaan schieten. Verspeen de plantjes in aparte potjes zodra ze twee of drie echte blaadjes hebben. Hard de planten af en plant ze in de volle grond als ze er voldoende stevig uitzien. Plant ze op ongeveer 40 cm van elkaar, eventueel wat meer voor de wat grovere rassen.
De teelt van knolselderij is niet echt iets voor beginnende moestuiniers
: het groeiseizoen is erg lang en een juiste bemesting is erg belangrijk.
Bemesting
Knolselderij verlangt een rijke bodem, maar teveel stikstof kan averechts werken; er wordt dan veel blad gevormt maar vrijwel geen knol. Bemest daarom liever met
compost of goed verteerde stalmest, en niet met kunstmest of verse mest. Knolselderij heeft daarentegen wel graag een bodem die rijk is aan Kalium. Dit kunnen we bijvoorbeeld bereiken door wat extra houtas aan de bodem toe te voegen. Knolselderij doet het beter op klein en zavel dan op zandgrond. Op zandgrond geteelde knolselderij is minder goed houdbaar.
Ziekten en plagen
Bladvlekkenziekte is een schimmelziekte die op het blad te zien is in de vorm van kleine bruine en gele vlekjes. Het loof kan in zijn geheel vergelen en verdrogen. Probeer de ziekte te herkennen en verwijder rigoreus het aangetaste materiaal. Pas een vruchtwisseling toe als de ziekte zich voordoet.
Wantsen kunnen het hart van de blant beschadigen, waarna de knol kan gaan rotten. wees er alert op en dek eventueel af met insectengaas.
Gewasverzorging
Knolselderij rassen verschillen in de hoeveelheid blad die ze maken. De soorten met relatief weinig blad hebben een kortere groeiduur en zijn dus eerder te oogsten. Dat is belangrijk - we hebben in de moestuin niet altijd ideale groeiomstandigheden en dan kan het erg lang duren voor de selderij een fatsoenlijke knol vormt. Helaas staat bij de gekochte plantjes uit het tuincentrum vaak niet vermeld om welk ras het gaat. Overweeg daarom toch om het een keer te proberen met zelf zaaien.
Selderij heeft verder voldoende vocht nodig om goed aan de groei te blijven. Geef dus veelvuldig water in droge perioden.
Bij een gewas met veel loof kan het zinvol zijn om het blad terug te snoeien tegen het optreden van schimmelzieken.
Oogsten en bewaren
De knollen kunnen gebruikt worden zodra we ze groot genoeg vinden. Controleer dit bij de eerste planten eventueel door wat aarde weg te graven langs te knol. In december kan alles beter uit de grond gehaald worden. We kunnen de knollen dan nog de hele winter goed houden in een kist met zand op een vorstvrije plaats.
Jonge planten van knolselderij zijn moeilijk te onderscheiden van bladselderij en bleekselderij. Het verschil wordt pas echt duidelijk als de knollen zich beginnen te ontwikkelen. Overigens kan het blad van knolselderij ook gewoon gebruikt worden, bv als kruid in de soep.
kort teeltverslag
|
Knolselderij plantjes op een maand na zaai. De plantjes hebben op een vensterbank gestaan en zijn naar het licht gekeerd. |
- 13 maart 2009. kortloofrassen Dolvi en Prinz gezaaid in potten op de vensterbank. Dolvi is een bekend nederlands ras. Prinz is een duits ras dat volgens de verkoper 'vergevingsgezind' is. Dat wil dus zeggen dat de planten ook onder minder gunstige teeltomstandigheden nog redelijk zouden moeten presteren. We zullen zien.
- 26 maart: begin kieming.
- 31 maart: de eerste kiemblaadjes beginnen uit de zaadjes te komen.
- 8 april: de eerste echte blaadjes beginnen zich te ontwikkelen bij de grootste plantjes. (foto)
- 14 april: de plantjes zijn in de koude bak geplaatst. Ze krijgen dan wat meer licht en wennen al wat meer aan het buitenklimaat.
- 24 april: De plantjes zijn overgepot in kleine plastic potjes. Ze voelen nu stevig aan, terwijl ze bij de kieming nog zo fragiel waren. Wegens vakantie heb ik de plantjes in de garage voor het raam op het zuiden gezet. Hier is het koel en overleven ze het wel een week zonder extra watergift.
- 2 mei: De plantjes zijn goed aangeslagen en staan nu op het buiten op het terras. Er is nog geen verschil te zien tussen beide soorten.
- 22 mei: De plantjes zijn uitgepoot in de volle grond. De bodem is zorgvuldig bereid, ik heb graszoden ondergespit, en verder bemest met wat koemestkorrels, as en compost. Graszoden bevatten veel organisch materiaal, de vertering levert veel voedingsstoffen op. Deze komen gelijdelijk vrij gedurende het groeiseizoen. De houtas zorgt voor wat extra kalium.
- 16 juni: De planten zien er goed uit en zijn stevig aan de groei; ze zijn 20 cm hoog.
|
Knolselderij plantjes op 8 mei. De groei zit er goed in. |
- 3 augustus: De knolvorming is begonnen.
- 24 augustus: De planten staan er prima op, de knollen worden zichtbaar bij de hals. Het oudere blad aan de buitenrand van de knol sterft vanzelf af, dit is geen ziekte maar natuurlijke veroudering.
- 20 november: Ik heb een prima knol van 6 ons geoogst. Nog steeds is er geen verschil te zien tussen Dolvi en Prinz. Misschien is het wel hetzelfde ras.
- 10 december: Ik heb alle knollen geoogst. De meeste zitten zo rond het pond met hun gewicht. Geen super grote knollen, wel een heel acceptabele maat. Van binnen zijn ze stevig, en niet voos zo als je met hele grote knollen uit de winkel wel eens hebt. Zie foto rechtsboven.
Tijdens deze teelt heb ik geen bijzondere ziekten of plagen gezien, en is er geen enkele plant gaan bloeien.